dinsdag 19 april 2011

Popular Music: Theory and Practice in the Lowlands

Het was alweer 10 jaar geleden dat de Beneluxafdeling van de International Association for the Study of Popular Music (IASPM) een groot congres organiseerde. In 2001 was het evenement Access to Amsterdam, georganiseerd door het Nationaal Popinstituut, voor IASPM Benelux de kapstok om een aantal lezingen te organiseren. In de tussentijd zijn er wel bijeenkomsten georganiseerd, maar deze waren vaak kleinschalig. Afgelopen donderdag 14 en vrijdag 15 april was Hogeschool Inholland in Haarlem de locatie voor een tweedaags symposium met nationale en internationale sprekers over onderzoek naar popmuziek. De organisatoren waren zichtbaar tevreden met de aanmeldingen van onderzoekers uit binnen- en buitenland en de publieke belangstelling voor het congres.

Na een kort welkomstwoord van Koos Zwaan en Tom ter Bogt namens IASPM Benelux en Regine von Stieglitz namens Inholland konden de deelnemers kiezen uit twee parallelle sessies met de thema’s lokaliteit en globalisering en onderzoeksmethoden. Ik was aanwezig bij de eerste waar Stan Rijven (o.a. Trouw, World Music Forum Nl) in ging op de rol van havens en wereldwateren in de verspreiding van muziek. Rijven ziet de oceanen als 6e continent. In het verleden vervulde het water de rol van de digitale kabels tegenwoordig. Er zijn duidelijke stromen van muziekstijlen van de ene haven naar de andere waarneembaar. De tweede lezing ging in op de manier waarop het Zuidafrikaanse genre Maskanda wordt beloofd door de vertolkers en door de bezoekers van concerten in Nederland. Onderzoeksters Barbara Titus (Universiteit Utrecht) en Kathryn Olsen (University of KwaZulu-Natal, Durban, SA) belichten beiden vanuit hun perspectief de authenticiteit van de uitvoerders. De bezoekers van een concert in RASA (Utrecht) hebben een heel andere visie op authenticiteit dan de vertolkers van de muziek. De laatste presentatie was van Amanda Brandellero (Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)). Zij belichtte haar onderzoek naar Popular music heritage, cultural memory and cultural identity (POPID). Doel van het onderzoek is om te kijken welke muzikale herinneringen in rol spelen in de identiteitsvorming van luisteraars. De verwachting is dat dit lokaal gebonden is. Maar in hoeverre is de geschreven geschiedenis hier een houvast en wijken lokale belevingen hier van af? Het onderzoek vindt plaats in een aantal Europese landen, zodat de gegevens met elkaar vergeleken kunnen worden.

De tweede begon met een keynote speech van David Hesmondhalgh (Professor of Media and music industries, University of Leeds, UK), Towards a politics of music. Hesmondhalgh wijdde uit over de rol die muziek in het emotionele leven van mensen kan spelen. Hij baseerde zich daarbij op theorieën van Martha Nussbaum. Hij stak een helder en interessant verhaal af, waarin hij aantoonde dat popmuziek meer belangen heeft dan alleen het economische, waar het veelal over gaat. Een mooi begin van de tweede dag van de conferentie. Hierna volgden drie parallelle sessies op telkens twee verschillende thema’s. Ik koos voor de thema’s Music industry changes; stream 1: Music industry & business models; Selling the artist: stream 1: Music industry & business models; en Journalism & media; stream 2: Popular music media & cultures.
In de eerste sessie ging Victor Sarafian (University of Toulouse, France) in op de zoektocht van de muziekindustrie naar de heilige graal. Sinds de komst van Napster in 1998 is de verkoop van geluidsdragers niet langer de belangrijkste inkomstenbron van de muziekindustrie. Wat heeft zij gedaan om hier op in te spelen? Op www.iaspm.nl is een korte impressie van zijn lezing te lezen. Wes Wierda (Hogeschool Inholland) ging vervolgens op de invloed van macro-economische cycli op muziekconsumptie in. Uit zijn lezing kwam een verband tussen beide naar voren. De laatste presentatie in de eerste sessie was van Erik Hitters (EUR) en Miriam van der Kamp (Universiteit Leiden). Zij gaven op basis van de veranderingen in de muziekindustrie suggesties voor mogelijke nieuwe onderzoeksrichtingen. Ook de tweede sessie richtte zich op de muziekindustrie, maar dan meer vanuit de artiest. Jonathan Shaw (University of the Witwatersrand, Johannesburg, SA) ging in op de verschuiving van het album als centraal begrip in de muziekindustrie naar de artiest. De industrie richt zich na de instorting van de geluidsdrager als inkomstenbron, steeds meer op andere aspecten. Dit resulteerde o.a. in de zogenaamde 360 graden deal, waarbij de muziekindustrie in alle inkomstenbronnen van de artiest. Niet de muziek is uitgangspunt, maar de artiest. Hierna belichtte Joke Fictoor (Inholland) haar promotieonderzoek. Zij onderzoekt de reacties van professionele Nederlandse artiesten op veranderingen in hun omgeving. Wat is de rol van internet, twitter en andere sociale media in het muzikantenbestaan? Hoe gaan artiesten om met hun fans en met de muziekindustrie? Lee Marshall (University of Bristol, UK) besloot de sessie met een lezing over de rol van sterrendom in popmuziek en specifieker de muziekindustrie. Hij borduurde daarmee voort op de lezing van Shaw in de zin dat de industrie gebaat is bij een sterstatus van hun artiesten. Zo behouden ze hun inkomsten en kunnen die uitbreiden.
De laatste sessie die ik bezocht had journalistiek en media als thema. Pauwke Berkers (EUR) gaf inzage in zijn onderzoek naar de verschillende manieren waarop de Engelse ‘serieuze’ pers de rock ‘n’ roll levensstijlen van Amy Winehouse en Pete Doherty benaderde. Voor vrouwen blijkt het toch minder geaccepteerd als zij er een dergelijke levensstijl op na houden. Nienke van Olphen (EUR) deed verslag van het onderzoek voor haar masterscriptie naar de export van Nederlandse rock- en dance muziek en hoe de Britse en Duitse muziekpers hier aandacht aan besteden. In hoeverre is Holland hier een referentiepunt? Lieselotte Goessens (Vrije Universiteit Brussel) ging hierna in op de rol die Vlaamse radio speelde in de vorming van een Vlaamse identiteit in het decennium voorafgaande aan de Tweede Wereldoorlog. Net als Nederland kende Vlaanderen in die tijd een verzuild omroepbestel, dat na WO II is afgeschaft. Arno van der Hoeven (EUR) sloot de laatste sessie af met zijn onderzoek naar piratenzenders in Nederland. Ze blijken er nog steeds te zijn en inmiddels heeft een aantal de overstap gemaakt van ether naar internet. Het onderzoek maakt deel uit van het op de eerste dag gepresenteerde onderzoek POPID.
Shane Homan (Monash University, Australia) besloot het congres met een keynotespeech over het Australische overheidsbeleid met betrekking tot auteursrecht. Hij belichtte een aantal rechtszaken, waarbij de muziekindustrie afdracht van hotels, fitnessstudio’s en nachtclubs af probeerde te dwingen en hoe de overheid reageerde op de vraag van de muziekindustrie om het downloaden aan banden te leggen.

Bovenstaande is nog maar de helft van de onderzoeken die tijdens het congres aan bod kwamen, maar geeft een aardig beeld van de verschillende invalshoeken die de bestudering van popmuziek op kan gaan. Het congres geeft daarmee een mooie stand van zaken van het onderzoek weer, niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten. Een must voor iedereen die zich in de Lage Landen op een of andere manier wetenschappelijk met popmuziek bezig houdt. Doel van IASPM Benelux is om deze onderzoekers met elkaar in contact en op de hoogte van elkaars onderzoek te brengen. Een zeer inspirerend congres dat hopelijk een vervolg krijgt op een regelmatigere basis van tot nu toe het geval was. Reden te meer om je als onderzoeker op dit terrein aan te melden als IASPM Beneluxlid, waarmee je ook direct lid bent van de wereldwijde IASPM.

Op www.iaspm.nl is meer informatie over een aantal lezingen en het congres algemeen te vinden.

André Nuchelmans

Geen opmerkingen:

Een reactie posten