donderdag 10 november 2011

Niet tellen, maar wegen

Jet de Ranitz, voorzitter van het College van Bestuur van de Amsterdamse Hogeschool voor de kunsten, wordt de nieuwe voorzitter van Kunsten ’92. Met dat nieuwtje opende de huidige voorzitter Ad ’s-Gravesande het Kunsten '92 en Boekmandebat Niet tellen maar wegen op 8 november in het uitverkochte Amsterdamse Compagnietheater. Het debat vond plaats aansluitend op de besloten ledenvergadering van Kunsten ’92, waar de voordracht was aanvaard. Aanleiding voor het debat was de publicatie van Boekmanstudies Niet tellen, maar wegen. Over de zin en onzin van prestatieafspraken in de culturele sector. Na een korte inleiding op het programma, gaf 's-Gravesande het woord aan Maud van de Wiel die het debat in goede banen moest leiden. Wethouder Michiel van Wessem, die in Arnhem namens de VVD cultuur in zijn portefeuille heeft, moest helaas verstek laten gaan. Er bleken echter meerdere lokale politici in de zaal aanwezig op wie Van der Wiel een beroep mocht doen tijdens het debat over hoe prestatieafspraken vorm te geven en de rol die cijfers daar in spelen.

Marjolein Februari, publiciste en adviseur over maatschappelijke en bestuurlijke onderwerpen, zette de publicatie Niet tellen maar wegen en het gebruik van cijfermateriaal in een breder kader, door een voorbeeld uit de luchtvaart aan te halen. Ze betoogde dat getallen de situatie op papier kunnen verbeteren, terwijl die in de praktijk verslechtert. Cijfers gaan een eigen leven leiden. In 2003 ontstond commotie onder de bewoners in de buurt van Maastricht Aachen Airport omdat 87 woningen binnen de contour bleken te liggen waar een grotere kans op overlijden als gevolg van het vliegverkeer was. Het model was gebaseerd op aannames. Door deze te wijzigen werd het aantal woningen al gereduceerd tot 23 huizen. Als klap op de vuurpijl werd de landingsbaan met 150 meter ingekort en bleek er geen enkele woning meer binnen de gevarenzone met verhoogd risico te liggen. Het probleem was opgelost. Februari haalde dit voorbeeld aan om aan te tonen dat de fixatie op papier zo groot is dat de werkelijkheid uit het zicht verdwijnt. Ze besloot haar lezing met drie opmerkingen naar aanleiding van het boek. De eerste was dat het boek binnen de tijdgeest past dat niet alles binnen het nutsdenken te vangen is. Er is steeds meer sprake van een algehele ontevredenheid over meten en de consequenties van een verantwoordingsplicht. Daarnaast wees het boek haar op het verschil tussen ideaal en norm, dat haar al langer bezig houdt. Normen sturen iedereen naar het midden, alles wordt bijgeschaafd naar het gemiddelde. Tegenover het SMART-principe (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) van doelstellingen stelde zij het FUZZY-principe (feestelijk, uitdagend, zuiver, zindelijk, yes). Tot slot ging ze in op de begrippen vitaliteit en weerbaar. Ze bedoelde hiermee dat je instelling moet zijn om je werk goed te doen, in plaats van achteraf te kijken hoe je het gedaan hebt. Niet de regels sturen je, maar je eigen professionaliteit. Dit is in de kunstwereld niet zo vanzelfsprekend en dat moet in deze barre tijden onder ogen gezien worden. Er is maar één ding dat werkt en dat is je werk beter doen!

Vervolgens ondervroeg Maud van de Wiel Hans de Bruijn, hoogleraar bestuurskunde aan de Technische Universiteit Delft, als relatieve buitenstaander naar zijn mening over prestatieafspraken. De Bruijn refereerde daarbij vooral aan de prestatieafspraken zoals die tot voor kort in de universitaire wereld gelden. Daar hanteerde men voor elke publicatie een puntensysteem, afhankelijk van onder andere het soort publicatie en de taal. Het enige doel was nog om aan het gestelde aantal punten te komen. De inhoud deed er niet meer toe. In de universitaire wereld is de kritiek op het verantwoordingsdenken inmiddels ingedaald. Maar, zo nuanceerde hij zijn betoog, cijfers kunnen zeker heilzaam zijn in alle sectoren. Hij bedoelde daar vooral simpele cijfers mee, zoals bijvoorbeeld publiekcijfers. Als degene die de cijfers levert, moet je er begrip voor opbrengen dat er behoefte is aan cijfers. Maar het moet niet alleen bij de cijfers blijven. Van belang is dat er een goed gesprek over ontstaat over de achtergronden van de cijfers. Zijn advies was om je als kunstinstelling proactief op te stellen. Laat merken dat je cijfers wel degelijk van belang vindt, maar dat er daarnaast nog iets anders is, zoals kwaliteit. Ga daarover het gesprek aan.

Na deze relatieve buitenstaanders, kwamen de meest direct betrokkenen aan het woord: de auteurs. Van de Wiel ondervroeg Claartje Bunnik en Edwin van Huis over de achtergronden van het boek. Uit hun dagelijkse adviespraktijk viel hun op dat subsidiegevers en –ontvangers verschillende talen spraken en dat de inhoud nauwelijks aan de orde kwam. Wat vertellen cijfers eigenlijk? Ze haalden Rotterdam als voorbeeld aan van hoe het moet. Daar wordt een gesprek met de subsidiënten gevoerd op basis van de bredere doelstellingen van de stad en praten ook verschillende sectoren met elkaar. Bunnik sprak de tijdgeest die Februari constateerde tegen. In de cultuursector richt men zich volgens haar nog steeds meer op cijfers. Van Huis sloot zich hierbij aan en hoopte dat culturele instellingen toch vooral zichzelf blijven. Sta er bij stil waar je het voor doet en doe mee, maar blijf jezelf, was zijn advies.

De paneldiscussie sloot hier direct op aan. Aan tafel namen George Lawson, directeur van het Fonds Podiumkunsten, Benno Tempel, directeur van het Gemeentemuseum Den Haag en Hans Waege, algemeen directeur van het Rotterdam Philharmonisch Orkest, plaats. In de zaal kon gesprekleidster Van de Wiel een beroep doen op Eric van der Want, wethouder namens D66 in Hilversum. Tussen de panelleden heerste opvallend veel eensgezindheid. Zo benadrukten ze dat de culturele sector veel te breed is om onderlinge vergelijkingen mogelijk te maken. Cijfers zeggen in zo’n geval niets. Het is appels met peren vergelijken. Ook hechten alle panelleden aan een gesprek tussen subsidiegever en subsidiënt. Natuurlijk zijn cijfers ook belangrijk, maar ze zijn niet alleszeggend. Een gesprek kan duidelijk maken waarom de cijfers zijn zoals ze zijn. Waege kon zich vinden in de complimenten van auteur Van Huis voor de gemeente Rotterdam. Maatschappelijke verankering speelt daar een grote rol en is wel degelijk te meten door bijvoorbeeld het aantal wijkconcerten, lokale sponsoren en concerten op scholen. Maar naast die cijfermatige verantwoording moet je het ook woordelijk doen. Tempel wees op een artikel in Trouw waarin het feit dat enkele musea er nu in geslaagd zijn particulier geld te vinden als het gelijk van staatssecretaris Zijlstra wordt gezien. Musea zijn onderling echter zo verschillend, je kunt een kunstmuseum niet met een historisch museum vergelijken. Lawson hecht er erg veel waarde aan dat het fonds de logica van de subsidiering aan de subsidiënten en de buitenwereld duidelijk kan maken. Peerreviews zijn daarin van groot belang, naast andere criteria. De fysieke waarneming van kwaliteit speelt mee in de beoordeling. Door deze helderheid te creëren kom je als partners tegenover elkaar te staan.

Naar het einde toe mengde ook de zaal zich nadrukkelijker in het gesprek. Meest opvallend daarin was wel de mededeling van Rob Boonzajer Flaes, voormalig lid van de Raad voor Cultuur, dat je het allemaal niet erger moet maken dan het is. ‘De overheid doet niets met alle aangeleverde gegevens. Vul gewoon in wat ze vragen, ze onthouden het toch niet. Als ze je willen korten, doen ze dat toch wel.’ Maud van de Wiel besloot het debat dat naast een interessante discussie ook nog een aantal alternatieve titels had opgeleverd, zoals Tellen is niet weten; Eerst wegen, dan tellen; en Intelligent tellen en dan wegen.

André Nuchelmans

1 opmerking:

  1. FUZZY, Oh, yes! Wat een goed idee.
    En Rotterdam weer fijn in the picture.

    groeten van Marleen de Jong

    BeantwoordenVerwijderen