vrijdag 23 september 2011

De koopman en de kunstenaar. Hoe kunst en handel elkaar – kunnen – versterken

Op de toepasselijke locatie het ING House vond op 22 september de door Sica samen met ING georganiseerde bijeenkomst De koopman en de kunstenaar plaats. Na een heldere keynotespeech van Paul Hughes werd in een plenaire discussie uitgebreid ingegaan op de samenwerkingsverbanden bij de wereldtournee die het Koninklijk Concertgebouw Orkest (KCO) in 2013 gaat houden. Na 3 parallelle workshops legde dagvoorzitter Rob Vermaas de Vlaming Hugo de Greef een aantal vragen voor op het middagthema. Een mooi afgerond programma waarin de deelnemers vol ideeën en goede moed weer vertrokken.

Na een kort welkomstwoord door Jan Kennis, adjunct-directeur bij Sica, stak Paul Hughes van wal. Hughes is mede-oprichter en strategisch directeur van Lava, dat zich bezighoudt met branding en design. In slechts een kwartier deed hij uit de doeken waar Nederlandse kunstinstellingen en kunstenaars vaak in de fout gaan als zij zich in het buitenland willen presenteren. De titel van de lezing,Sweet spot, verwees naar de kracht van samenwerking. De kracht zit hem in de combinatie niet in de individuele elementen. De combinatie van koolstof, waterstof en zuurstof levert suiker. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse cultuur. Momenteel wordt het vooral op individueel niveau gepromoot, terwijl een combinatie veel meer op kan leveren. Het brandverhaal is daarbij van belang (Why? What? How?). ‘It’s not what you do, it’s how you do it’, hield Hughes de aanwezigen voor. ‘Connect your stories and unify under the Dutch brand’. Kenmerken van het Nederlandse merk zijn ‘pragmatic openmindedness, collaborative diversity and local/global’. Treed daar collectief mee naar buiten en verplaats je in de buitenstaander. Hoe kijkt die tegen je aan?

De plenaire discussie over de wereldtournee van het KCO gaf direct aan hoe je dit model in praktijk kunt brengen. In het panel zaten vertegenwoordigers van het KCO en van partners waarmee het de wereldtournee organiseert. Jan Meddens, manager corporate relations & sponsoring bij het KCO, legde kort uit wat de wereldtournee inhoudt en hoe het KCO dit organisatorisch aan gaat pakken. Rutger Hamelynck, global head sponsorship bij ING, vertelde dat ING als sinds 1989 partner is van KCO. De merkverhalen van ING en KCO passen goed bij elkaar en ze hebben beide belang bij internationale optredens. De optredens bieden ING goede mogelijkheden contacten in het buitenland aan te halen. Een andere partner is de AVRO. Willemijn Maas, algemeen directeur van de AVRO, overtrof ING door mee te delen dat de banden tussen AVRO en KCO al bijna 90 jaar oud zijn. De AVRO wil kunst en cultuur toegankelijk maken bij een breed publiek, maar is daarbij op zoek naar andere vormen dan een pure concertregistratie. De bedoeling is dan ook om een roadmovie van de wereldtour te maken. Jan van Weijen, verbonden aan de Nederlandse ambassade in Londen, maakte duidelijk wat de ambassade voor het KCO kan betekenen als het Groot-Brittannië aandoet en welke mogelijkheden optredens van het KCO aldaar de ambassade bieden. Het KCO is daarbij een visitekaartje waar je als ambassade mee voor de dag kunt komen door bijvoorbeeld buitenlandse investeerders voor het concert uit te nodigen. Agentschap NL biedt het KCO vooral contacten in de landen die tijdens de wereldtournee aangedaan worden, zo lichtte Vincent Stokman toe. Kunst en cultuur worden daar vooral gebruikt om contacten voor het bedrijfsleven te leggen en te onderhouden.
Tot besluit kwam dagvoorzitter Rob Vermaas terug op de samenwerking en hoe dit als voorbeeld voor andere culturele instellingen zou kunnen werken. Hier kwam naar voren dat je als culturele instelling niet kost wat kost het buitenland voor ogen moet houden. Veel instellingen zijn daar ook niet voor bedoeld. Als je echter naar het buitenland wilt, is het van belang daar een helder en goed onderbouwd plan voor op te stellen, waarmee je bij eventuele partners aan kunt komen. Het KCO heeft wat dat betreft als wereldvermaard orkest dat overal welkom is een duidelijke voorsprong. ING verbindt zich niet aan optredens van het KCO. Zo heeft ING geen enkel belang in Zuid-Afrika. Daar zal het zich dan ook niet met het KCO afficheren. Het zal echter niet moeilijk zijn daar een andere partner voor te vinden. Willemijn Maas bracht in dat het model niet alleen internationaal maar ook nationaal bruikbaar is. ING gaf in de persoon van Hamelynck te kennen dat als kunstinstellingen ondernemend zijn, het ING daar graag bij aanhaakt.

Na een korte pauze werden de aanwezigen verdeeld over 3 workshops: Hoe weet ik wat ik waard ben? Het buitenland gold als voorbeeld. En wat doet de koppelaar? Ik was ingedeeld bij de eerste workshop waar Steven Kop, creatief directeur van adviesbureau Creatieve Koppen, een inleiding hield over de werkwijze van zijn bureau. Aan de hand van een aantal pitches werden de aanwezigen uitgedaagd mogelijke oplossingen aan te dragen. Zoals in het huidige klimaat te verwachten, betrof het vooral het zoeken van financiers voor projecten. Het viel me op hoeveel oplossingen mensen uit de kunst- en cultuursector hier in korte tijd voor aan kunnen dragen. Zo werd een pianist die een festival wilde organiseren waar pianisten en drummers voorstellingen gaven door de aanwezigen gekoppeld aan een datingbureau of een bedrijf met veel duobanen. Kop kwam zelf met het voorbeeld van de Cliniclowns die meer voorstellingen wilden geven, maar hoe dat te financieren? Hij stelde daarop voor de cliniclowns ook in het bedrijfsleven in te zetten. Door daar een ziekenhuisclown voor op te offeren, konden 3 anderen extra in het ziekenhuis aan de slag. Een reden om de banden met het bedrijfsleven op andere manier aan te halen dan alleen als directe financier.

Een kort interview met Hugo de Greef, momenteel adviseur van de Vlaamse regering over de vormgeving van haar internationaal cultuurbeleid, besloot de bijeenkomst. Op de vraag naar zijn mening over de combinatie kunst en koopman was De Greef duidelijk. Dit levert in een aantal gevallen zeker goede combinaties op, maar het dient geen uitgangspunt te zijn. Net zo min als het uitgangspunt dat de overheid eigen inkomsten van cultuur- en kunstinstellingen een op een matcht. De kunst- en cultuursector is daarvoor te divers en de verschillen tussen de verschillende sectoren zijn daarvoor te groot. Een orkest is niet te vergelijken met een filmregisseur of beeldend kunstenaar. Maar zoals ING-medewerker Rutger Hamelynck in de paneldiscussie al aangaf: ‘op ieder potje past een dekseltje’.

André Nuchelmans

Geen opmerkingen:

Een reactie posten