In 2002 ging op het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) te Den Haag een onderzoek naar negentiende-eeuwse ateliers en schilderspraktijk in Nederland van start. In de afgelopen jaren zijn egodocumenten, brieven, reisverslagen, memoires van kunstenaars, tijdschriftartikelen, schilderijen, tekeningen en foto’s uit eigen en andere collecties bijeen gebracht en bestudeerd. Het bronnenmateriaal werd vastgelegd in een database, RKDstudio, het beeldmateriaal ontsloten via RKDimages. Hierdoor werd het mogelijk om op allerlei manieren in de verzamelde informatie te zoeken en de gegevens met elkaar te combineren. Drie tentoonstellingen werden ter gelegenheid van boek en database georganiseerd onder dezelfde titel: Mythen van het atelier. In het Teylers Museum te Haarlem van 18 september 2010 tot en met 9 januari 2011, in Museum het Valkhof te Nijmegen van 31 maart tot en met 8 mei 2011 en in Luxemburg in Villa Vauban, Musée d’Art de la ville de Luxembourg van 10 juni tot en met 10 oktober 2011.
Mythen van het atelier. Werkplaats en schilderpraktijk van de negentiende-eeuwse Nederlandse kunstenaar is een eerste kunsthistorische beschouwing die ter gelegenheid van de database is verschenen. Het boek bestaat uit twee delen. In de eerste zeven hoofdstukken komen de sociale aspecten van het atelier en het imago van de schilder aan de orde met onderwerpen als de status van de kunstenaar in relatie tot zijn werkruimte, de verschillende soorten kunstenaars variërend van de ‘broodkunstenaar’ tot ‘gentleman-artist’, de schilder als publiek figuur, de atelierbezoeker, de door meerdere kunstenaars gedeelde ateliers (bijvoorbeeld uit dezelfde familie of hetzelfde gezin, zoals de broers Lamme, de familie Knip en het gezin Van de Sande Bakhuyzen). Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan vrouwelijke kunstenaars. Steeds meer kunstenaressen, vaak wel afkomstig uit kunstenaarsfamilies en/of gegoede milieus werden in de loop van de negentiende eeuw actief en hun kunstbeoefening emancipeerde van de huiskamer naar (gezamenlijk) gedeelde professionele ateliers.
In het tweede deel van het boek zijn de verschillende aspecten van het ‘schilderen als zodanig’ in het atelier als ruimte expliciet gekozen als uitgangspunt. Het schilderen en plein air komt nu en dan wel aan de orde maar aangezien daarover al eerder is gepubliceerd (bijvoorbeeld W. Loos (et al.) Langs velden en wegen. De verbeelding van het landschap in de 18e en 19e eeuw. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Amsterdam 1997-1998) is dit in grote lijnen buiten beschouwing gebleven. De schilderspraktijk; gebruikte technieken, verf, ander materiaal, de schildersezel en de schilderskist, maar ook de modellen van de schilder ‘van hout, van stof, van vlees en bloed’ komen uitgebreid in 13 hoofdstukken aan de orde. De periode tussen ongeveer 1800 en 1914 is als uitgangspunt gekozen met als reden dat vanaf die tijd de aandacht van het in kunst vastleggen van een weergave of impressie van de werkelijkheid verschuift naar de complexiteit van het kunstwerk zelf waarin in toenemende mate compositie en kleur als zelfstandige gegevens met een eigen uitdrukkingswaarde gezien worden.
Al met al een zeer mooi en leesbaar boek. Met veel prachtige foto’s van (schilderijen van) ateliers en attributen die behoren bij het schildersvak, maar ook van de kunstenaars aan het werk achter hun ezels, atelierbezoekers, schildersmodellen en van de werken zelf. Het boek is verschenen met twee verschillende omslagen. Een met het bekende Meisje in witte kimono van George Hendrik Breitner en een met een zelfportret van Jan Toorop in zijn atelier. Een uitgebreide literatuurlijst en register vervolmaken het geheel tot een publicatie die zeer de moeite waard is en bovendie een voorbeeldige verzameling bronnen bij elkaar heeft gebracht die nu via de rkd digitaal toegankelijk is.
Mayken Jonkman en Eva Geudeker (redactie) Mythen van het atelier. Werkplaats en schilderspraktijk van de negentiende eeuwse Nederlandse kunstenaar. Zwolle/Den Haag: Uitgeverij d’jonge Hond/RKD. Prijs: € 34,95
Ook te leen in de bibliotheek van de Boekmanstichting,
signatuur: 11-250.
Truus Gubbels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten