maandag 17 mei 2010

Kunstklimaat van de toekomst: een onderzoek naar de mogelijkheden voor het creëren van een gunstig kunstklimaat. 12 mei 2010. Corrosia!, Almere-Haven

Tijdens drie bijeenkomsten in mei zoomt cultureel centrum Corrosia! in Almere-Haven in op het kunstklimaat en de toestand van de kunst, in Nederland en in Flevoland. Waar bevinden we ons nu en hoe ontwikkelt het kunstklimaat zich? In hoeverre spiegelt het jonge Flevoland zich aan nationale ontwikkelingen? Tijdens de tweede bijeenkomst op woensdag 12 mei vormden vijf uiteenlopende lezingen, en een goed verzorgde lunch, het dagvullend programma. 18 betrokkenen uit het lokale/regionale culturele veld en beleid woonden de presentaties bij en namen actief deel aan de discussies. Cas Smithuijsen (Boekmanstichting) kreeg van voorzitter Ronald Venrooy (directeur Corrosia!) als eerste het woord. Hij hield een uiteenzetting over het huidige en toekomstige kunstklimaat. Dat deed hij in vier stappen: een analyse van de huidige situatie, argumenten voor het belang van kunst en cultuur, leveranciers/bronnen van deze argumenten en opinies, en opvallende ontwikkelingen. Het steekhoudend aantonen van het belang van kunst voor de samenleving verloopt moeizaam, aldus Smithuijsen. Hij refereerde aan Boekman 77 over het belang van kunst. De kunstlobby wordt gevoerd door de direct betrokkenen, veelal professionals van (gesubsidieerde) instellingen. ‘Vanuit de Boekmanstichting verkennen we nu de kunststeun vanuit "burgerinitiatieven"’, legde hij uit. ‘We staan aan de vooravond van verandering’. Het kunstklimaat wordt gedragen door een indrukwekkend aantal kunstliefhebbers, bestuurders, donateurs en ‘vrienden’ van culturele instellingen. Het wordt tijd dat deze krachten worden gebundeld. ‘Er zijn zo’n één miljoen vrienden met elkaar te verbinden!’ Smithuijsen toonde zich verheugd over het burgerinitiatief Almere Culturele Hoofdstad 2018 (Initiatiefnemer Marcel Kolder kwam hier later op de dag uitvoerig over te vertellen). Hij noemde ook langdurige burgerinitiatieven als Vereniging Rembrandt (1883) en de vereniging Americans for the Arts (1960) die bijdragen aan een betere maatschappelijk inbedding van kunst. Smithuijsen bepleitte een centrale databank cultuurstatistieken en een (inter)nationale standaardverzameling van argumenten die het belang van een goed kunstklimaat onder woorden brengen. Tot slot nodigde hij iedereen uit om 5 oktober naar het Concertgebouw te komen om kennis te maken met Americans for the Arts.

'Bij elke kabinetswijziging is het raak. Opnieuw moeten Kamerleden overtuigd worden van het belang van kunstsubsidies’, aldus Marianne Versteegh van Kunsten ’92. Zij lichtte in haar presentatie het belang van collectieve belangenbehartiging toe aan de hand van een aantal projecten van Kunsten ’92. De bovensectorale belangenorganisatie kende bij de oprichting in 1992 80 leden, het zijn er nu 425. Versteegh ging in op het ontstaan (uit onvrede met het beleid van Hedy d’Ancona), de missie van de stichting, belangrijkste activiteiten en resultaten. ‘Zaak is nu de schade van bezuinigingen te beperken’, legde ze uit. Niet de cultuurparagrafen van de politieke partijen maar de gemeentelijke bezuinigingen van 20 procent vormen de grootste dreiging. Ook de tegenvallende opbrengsten uit kaartverkoop zijn een probleem. ‘Instellingen geven het aan: bij ons is de rek er nu echt uit.’ Het politiek draagvlak is kleiner geworden. Ondernemerschap en mecenaat krijgen steeds meer nadruk in Den Haag. Kunsten ’92 bepleit daarom bundeling van krachten, dialoog met politici, invloed uitoefenen op besluiten. ‘Het helpt, weten we uit ervaring’. Net als Cas Smithuijsen benadrukte ze de toenemende rol van publiek, cultuurconsumenten en ‘vrienden’ bij de lobby om draagvlak zichtbaar te maken. ‘De politiek heeft er geen oog voor’. Eind mei gaat er een nieuwe website de lucht in, www.zetcultuuropdekaart.nl waaraan participanten hun mening en visie over kunst kunnen toevoegen. Over de vermeende rol van vriendenverenigingen ontstond vervolgens een korte maar felle discussie. Artistiek producent van jeugdtheatergezelschap- & productiehuis BonteHond (Almere) Joop Kuyvenhoven wijst Smithuijsen er op dat de door hem aangehaalde Vereniging Rembrandt toch vooral een club is van mensen uit een kapitaalkrachtige bovenlaag, en in het geheel niet representatief. Wat schiet een nieuwe stad als Almere, waar een derde van de inwoners jonger is dan 25 jaar en een culturele elite ontbreekt, daar mee op? Smithuijsen vult aan dat de Openbare Bibliotheek ook een adequaat voorbeeld is van een omvangrijke koepel die machtig is en nationaal bereik heeft. Ietwat defensief reageert Mascha Roesink, directeur Museum De Paviljoens, op de nadruk die Versteegh legde op de politieke overwinning van de PVV in Almere. ‘Misleidend, al die aandacht voor de PVV. Laten we niet vergeten dat er in Almere in de afgelopen tien jaar enorm veel gebeurd is op het terrein van cultuur!' Na de lunchpauze kwamen twee enthousiasmerende praktijkvoorbeelden aan de orde. Marcel Kolder vertelde over het ontstaan van het burgerinitiatief, ‘liever inwonersinitiatief’, in 2006 van Almere 2018 Culturele Hoofdstad. Kunst en cultuur maken het voor een jonge stad als Almere mogelijk om te kunnen groeien. ‘Almere is toe aan zijn eigen Louvre, want de Almeerders zijn er klaar voor. Eigenlijk had het NHM hier gevestigd moeten worden’. Aanvankelijk verklaarden B&W van Almere de organisatie voor gek, maar met hulp van Bert van Meggelen raakte het bestuur overtuigd. Desondanks dreigt wethouder Arno Visser (VVD) zijn steun in te trekken... ‘Maar volgende week komt het allemaal weer goed’. Kolder heeft er vertrouwen in. Een volgende praktisch geluid kwam van Bart van Rosmalen (van componistenhuis Walter Maas Huis). Praktisch in de letterlijke betekenis ook, want hij ging van start met een indrukwekkende uitvoering op de cello. Daarna gaf hij een uitleg over het programma Connecting Conversations, een netwerk van professionals in kunst, wetenschap en het bedrijfsleven. Het doel is door middel van samenwerking ruimte te geven aan innovatie. Het verhaal van Van Rosmalen was mooi en onderhoudend. Het maakte inzichtelijk hoe de toekomst van de kunstenaarspraktijk mogelijk vorm kan krijgen. Ook het project Nieuwe Grond kwam ter sprake. Dit is een soort denk- en doetank voor onderzoekende jonge kunstenaars die zich manifesteren binnen de ambities van de stad Utrecht als Culturele Hoofdstad 2018. Toine Minnaerts, docent Theater-, Film- en Televisiewetenschap aan de Universiteit Utrecht, besloot de conferentie met een mini-college in rap tempo over theoretische bespiegelingen over de toekomst van het kunstbeleid. Hij presenteerde daartoe een drietal theoretische modellen die mogelijk kunnen worden aangewend voor het schetsen van een toekomstscenario. In alle gevallen gaat het om de wijze waarop het veld, de overheid en de burger zich tot elkaar en hun omgeving verhouden. Het abstractieniveau ging een aantal van de aanwezigen boven het hoofd. Moeiteloos herwon Minnaert de aandacht van zijn gehoor met een ... cartoon. ‘De overheid en de kunsten bevinden zich in een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie’, legde hij uit. ‘Zie de twee partijen als twee koppige ezels die eindeloos met elkaar strijden, elkaar vervolgens met de nek aankijken om daarna opnieuw te gaan vechten. Tot ze zich realiseren dat het een hopeloos gevecht is dat nergens toe leidt. Dan treedt er eindelijk een moment van herbezinning op’. En herbezinning is waar het om gaat, herbezinning is noodzakelijk. ‘Wie kijkt er als eerste over zijn schaduw heen?’ De toehoorders reageerden instemmend. Tja, ook ambtenaren en kunstenaars zouden meer moeite moeten doen om zich in elkaars meningen in te leven. Maar wie neemt de eerste stap om werkelijk vooruit te komen? Rosmalen sprak uit ervaring: ‘We zitten vast in patronen. Ook praten, zoals we vandaag doen, helpt niet. We moeten concreet in actie komen. Maakprocessen openbreken’. De voorzitter kondigde een borrel aan. Daar was niemand op tegen. Een afrondend woord liet hij helaas achterwege. Dat was jammer aangezien het perspectief van de sprekers nogal wisselend was en de samenhang niet altijd duidelijk. Maar des te meer gespreksstof resteerde de deelnemers tijdens de borrel.

Jack van der Leden

maandag 10 mei 2010

Werkconferentie ‘Omroep en Cultuur’ op 27 april 2010 in Amsterdam

Drie casussen waarin de publieke omroep succesvol samenwerkt met de cultuursector stonden centraal op de werkconferentie ‘Omroep en Cultuur’, die op 27 april plaatsvond in de IJ kantine in Amsterdam-Noord. De eerste is een initiatief van de AVRO Televisie en het Nederlands Uitburo, om het audiovisuele materiaal dat beschikbaar is van kunstuitingen op internet toegankelijk te maken en daarmee virtueel in te spelen op het huidige consumentengedrag. Een ander initiatief, van Radio 4 met orkesten en ensembles, is het opzetten van een Virtueel Muziekhuis, dat de schat aan archiefmateriaal van de publieke omroep moet ontsluiten. De derde casus is een serie afleveringen van Het Klokhuis rond de vijftig vensters van De Canon van Nederland, waartoe de NPS samenwerkt met het Nationaal Historisch Museum.
De kansen en knelpunten van deze aanstekelijke samenwerkingsprojecten werden uitvoerig en nauwgezet besproken door de aanwezigen uit de wereld van omroep en cultuur. De omgang met auteursrechten en de regelgeving van de Mediawet zijn hierin de grote uitdaging. Maar dit moet initiatiefnemers niet langer de lust ontnemen hun ideeën enthousiast tot ontwikkeling te brengen, zo benadrukte Bert Holvast van de Cultuurformatie. De werkconferentie, een initiatief van het ministerie van OCW, de Cultuurformatie en de Nederlandse Publieke Omroep, was een vervolg op een eerdere conferentie in juni 2008. Duidelijk werd destijds dat de genoemde problemen met rechten en regelgeving obstakels opwierpen, waarop (demissionair) minister Plasterk toezegde het beleid op dit terrein te verduidelijken. Op zijn verzoek heeft het Commissariaat voor de Media september vorig jaar de mogelijkheden voor samenwerking tussen omroep en cultuursector toegelicht in een brief met de titel ‘samenwerking publieke omroep-culturele instellingen’ en een brochure ‘publiek-private samenwerking.’
In de IJ kantine hield Madeleine de Cock Buning namens het Commissariaat voor de Media een verhelderend verhaal over de samenwerkingsvormen die de Mediawet al dan niet toestaat. Kort door de bocht is samenwerking mogelijk onder drie noemers: sponsoring, een nevenactiviteit of gelijkwaardige samenwerking. Als er tenminste aan een aantal voorwaarden wordt voldaan die door het Commissariaat worden getoetst.
Gespreksleider Hans van Beers noemde de brief waarin het Commissariaat voor de Media de samenwerkingsmogelijkheden toelicht, ‘een kille demonstratie van het feit dat kunst en televisie twee media zijn die sterk van elkaar verschillen’. Deze werkconferentie is er echter om te kijken wat er wél mogelijk is, benadrukte hij, en hoe we de samenwerking kunnen stimuleren.
‘Er is vaak veel meer mogelijk dan je denkt’, zo stelden ook Monique Vogelzang en Marjan Hammersma van respectievelijk Directie Kunsten en Directie Media, Letteren en Bibliotheken van OCW. ‘Juist in deze tijd, waarin subsidies onder vuur staan, is het van belang de krachten te bundelen. Voor de culturele sector is de televisie een belangrijke etalage en hoeder van het cultureel erfgoed. Andersom kan de cultuursector de televisieprogrammaring verrijken en specifieke publieksgroepen bereiken’.
Ruud Bierman vertelde namens de Nederlandse Publieke Omroep dat er sinds de vorige werkconferentie veel is gebeurd. Hij verwees onder meer naar contacten met Oerol, IDFA, de UITmarkt en Lowlands en het debat rond Toneel op Twee in 2009. AVRO, NPS en VPRO verzorgen veel kunst en cultuur op radio, TV en internet zijn mediapartner of sponsor bij festivals en andere evenementen. Daarnaast is er aandacht voor cultuur bij andere omroepen in programma’s als het journaal of De Wereld Draait Door. ‘Ruim 5 procent van onze televisieprogrammering bestond in 2009 uit kunstinformatie, 3,5 % uit muziek en dans, meer dan 5 % uit Nederlandse fictie en nog eens bijna 2% uit cabaret en satire’, vertelde hij.
De presentatie van de drie nieuwe casussen liet zien dat omroep en cultuursector elkaar steeds dichter naderen met zowel plannen voor programma’s als gezamenlijke initiatieven op internet. In de kwestie met de auteursrechten denkt men een stap vooruit te zetten door afspraken met koepel- en belangenorganisaties, waarin ook OCW zou kunnen bemiddelen. Ook het Commissariaat voor de Media stelt zich toegankelijk op. Madeleine de Cock Bunink nodigde de aanwezigen uit om langs te komen met plannen en te kijken wat er mogelijk is.

Anita Twaalfhoven