vrijdag 24 september 2010

Kick-Off Stop de culturele kaalslag

In een volle Grote Zaal van De Balie in Amsterdam vond op vrijdag 24 september de kick-off van de actie Stop de culturele kaalslag plaats. FNV Kiem nam het initiatief voor deze actie tegen de aangekondigde bezuinigingen van 220 miljoen euro op de kunsten. Op de website van het initiatief hadden inmiddels 27.000 mensen de petitie ondertekend en er zouden er volgens gespreksleider Farid Tabarki elk uur 1000 bijkomen. De actiebereidheid was dan ook groot, maar het debat maakte duidelijk dat men het niet eens was of er actie gevoerd moest worden tegen de verwachte buitenproportionele bezuinigingen of tegen bezuinigingen an sich. Vanaf de kick-off wordt 5 dagen lang, voorafgaand aan theater- en muziekvoorstelling een statement voorgelezen, waarin de sector zich tegen de buitensporige bezuinigingen uitspreekt. Met het voorlezen van de tekst van het statement aan het einde van de bijeenkomst gaf Caspar de Kiefte, bestuurder van FNV Kiem, het startsein voor de actie. Dat hij daarbij een deel van de tekst oversloeg, gaf aan dat hij zelf ook nog naar de juiste woorden zocht voor een inspirerend startschot.

Drie statements leiden het debat in. Als eerste sprak Ramsey Nasr zijn gedicht/manifest Uit nutteloze noodzaak uit. Nasr sprak dit Manifest van Terschelling eerder uit bij de opening van Oerol, vlak na de Tweede Kamerverkiezingen. Vervolgens onderstreepte Carel Kraayenhof namens de Nederlandse Toonkunstenaarsbond het belang van cultuur. Jetta Klijnsma, cultuurwoordvoerder voor de PvdA in de Tweede Kamer, sloot de rij.

Na deze statements nam een aantal betrokken uit verschillende geledingen plaats op het podium. Stijn Schoonderwoerd, directeur van het Nationaal Ballet, beet het spits af. Hij hield de aanwezigen voor dat de mythes tegenwoordig niet alleen aan het podium waren voorbehouden, maar zich ook in de realiteit manifesteerden. Dat de toegangsprijzen omhoog kunnen was er een van, een andere is dat de instellingen die het niet goed doen de dupe van de bezuinigingen zijn. In de praktijk blijkt echter dat een verhoging van de toegangsprijzen een deel van het publiek zal verjagen. En de disproportionele bezuinigingen zullen het gehele kunstenbestel doen wankelen. Het publiek van het Nationaal Ballet bestaat niet uitsluitend uit de rijken, maar is een doorsnede van het Nederlandse publiek. Daar sloot actrice Halina Reijn zich bij aan. De aangekondigde bezuinigingen leiden juist tot kunst uitsluitend voor de elite. Mariko Peters, cultuurwoordvoerdster GroenLinks, kenschetste de plannen als een antibeschavingsoffensief en merkte op dat de sector eigenlijk alleen bij GroenLinks, de PvdA en de SP op steun kan rekenen. Beeldend kunstenaar Niek Verschoor vergeleek de huidige situatie met het rampjaar 1672: ‘het volk is redeloos, de regenten zijn radeloos en de kunsten zijn reddeloos’.
Econoom Pim van Klink verklaarde de huidige steun onder brede bevolkingsgroepen om op de kunsten te bezuinigen uit het feit dat de kunstensector tot nu toe altijd de dans wist te ontspringen terwijl op alle andere beleidsterreinen wel bezuinigd werd. Ook het subsidiebeoordelingssysteem dat vakgenoten de kwaliteit van de aanvragen beoordelen werkt een aversie tegen de kunsten in zijn ogen in de hand.
Voormalig cultuurwoordvoerder van de SP, Hans van Leeuwen, gaf aan dat een discrepantie tussen publiek en avantgarde van alle tijden is. Wat dat betreft lopen de kunsten voor op de rest van de bevolking. Hij pleitte er voor om actie te voeren tegen welke bezuiniging dan ook op de kunstensector. Het is toch al geen vetpot en in de ons omliggende landen is het vrij normaal om 1% van de begroting aan de kunsten te besteden. In Nederland is dit nog geen 0,5%. Niet iedereen sloot zich hier bij aan en gaf te kennen wel degelijk ook mogelijkheden te zien om te bezuinigen, maar niet op de schaal die nu de ronde doet. Stijn Schoonderwoerd durfde de stelling wel aan dat er in Nederland teveel aanbod is, er zijn teveel schouwburgen. De sector zou meer in het werk moeten stellen om zichzelf gezond te maken.
Jan Willem de Vriend, chef dirigent Orkest van het Oosten en vaste gast-dirigent van het Brabants Orkest, sprak vanuit zijn eigen ervaring over het belang van een orkest voor de directe omgeving. Dat ligt niet alleen in het feit dat de orkestleden musiceren. Velen zijn daarnaast betrokken bij het muziekonderwijs. Bezuinigingen op de orkesten zullen dus ook effect hebben op het muziekonderwijs. En de kunsteducatie is er al zo erbarmelijk aan toe. Als we kinderen niet leren kijken en luisteren, kun je ook niet verwachten dat ze later beeldende kunst of muziek op waarde schatten.
Daar kon het publiek zich wel in vinden. Het was dan ook terecht dat Mariko Peters opmerkte dat de kunstensector zich meer naar buiten moet richten. Ze moet zich verbinden met andere sectoren om haar belang en draagvlak te onderstrepen. Met alleen het vaste publiek kom je er niet om de bezuinigingen te ontlopen. Veel betrokkenen gaven aan niet te begrijpen dat juist de VVD zo’n groot voorstander van de buitenproportionele bezuinigingen op de kunstsector is. Raden van bestuur en adviesraden worden juist bevolkt door mensen met die politieke signatuur. De afspraak was dan ook snel gemaakt om deze personen te bewegen bij hun partij het belang van de kunstsubsidies kenbaar te maken. Volgens econoom Van Klink moet bij daarbij niet het economisch maar het intrinsieke belang van de kunsten onder de aandacht worden gebracht.
Iedereen was het er over eens dat er iets moest gebeuren, maar wat? Halina Reijn stelde voor de BN-ers in stelling te brengen. Stijn Schoonderwoerd wees de aanwezigen op de korte tijd die vermoedelijk resteerde tot het regeerakkoord. Hij pleitte er voor de acties onder te verdelen in korte- en langetermijn. Een rondgang langs de eigen VVD-achterban behoorde tot de eerste actie. Als de bezuinigingen dan toch een feit blijken, moet de sector zelf met voorstellen komen, mee beslissen. Op lange termijn dient de sector een groter maatschappelijk draagvlak te creëren. Vanuit de zaal werd geopperd om alle culturele instellingen een week lang dicht te gooien. Dan zou iedereen pas merken wat ze missen! Na nog enkele slotvragen en –opmerkingen vanuit het publiek gaf de gespreksleider het woord aan Caspar de Kiefte. Deze verklaarde dat het hem goed deed om te zien dat de actiebereidheid er is en dat nu tot de volgende stap overgegaan kon worden. Die stap betrof het statement dat vanaf deze avond voorafgaand aan elke voorstelling voorgelezen zou worden. Doordat De Kiefte vervolgens bij het voorlezen van het statement een deel van de tekst oversloeg, ontkrachtte hij de actie voor een deel. Het zei echter ook iets over de inhoud van het statement: van een creatieve sector zou je een steviger en inspirerender statement verwachten dan de ambtelijke tekst die De Kiefte gedeeltelijk voorlas. De bijeenkomst maakte duidelijk dat de kunstensector bereid is actie te voeren, maar hoe en precies waarvoor daar was men het nog niet over eens.

André Nuchelmans

dinsdag 7 september 2010

De keuze van de kijker: noodzaak of noodgreep?

Het Fonds Podiumkunsten, Theater Instituut Nederland en Muziek Centrum Nederland organiseerden dinsdag 7 september tijdens het Nederlands Theater Festival (TF) een aflevering van de debatreeks ComMotie. Aanleiding voor het debat was het initiatief van Adelheid Roosen, juryvoorzitter van het TF om een wijkjury in te voeren die ook een beste theatervoorstelling kiest. In een afgeladen Koninklijke Foyer van de Amsterdamse Stadsschouwburg gaf gespreksleider Jörgen Tjon A Fong een korte inleiding op het debat, waarna hij keynote speaker Baba Israel (Contact Theatre Manchester) introduceerde.

Israel begon met een korte persoonlijke geschiedenis. Zijn ouders waren verbonden aan het Living Theatre. Zelf startte hij zijn carrière in de kunsten als hiphopper/human beatbox. Contact met het publiek en het buiten de standaard structuren opereren waren hem dus met de paplepel ingegoten. Sinds één jaar is hij verbonden aan het Contact Theatre in Manchester, een theater dat zich specifiek op een jong publiek richt. Israel gaf aan hoe hij het publiek bij zijn programmering probeert te betrekken. Hij probeert allereerst jonge artiesten te ontwikkelen door ze in de programmering op te nemen. Daarnaast geeft hij jongeren een belangrijke rol door ze bij de programmering te betrekken. Dit gaat via zogenaamde pitch parties, waarbij een jong programmeerteam bestaande uit 4 geselecteerde jongeren luisteren naar de voorstellen van artiesten en hun voorkeur kenbaar maken. Daarnaast speelt het publiek ook een belangrijke rol bij het bepalen van de kunstinhoudelijke visie van het theater. Zo krijgt het theater een bepaalde relevantie voor de stad. Een gemêleerd publiek komt op de voorstellingen af. Maar het theater biedt meer. Het is een kunstwerk op zichzelf. Zo zijn er installaties in de ruimtes buiten de zalen te zien. Uiteindelijk is het wel de artistiek directeur die de programmering bepaalt, maar de keuze van het publiek en de jongeren wordt daarin nadrukkelijk meegenomen.
Dat hij buiten de geëigende structuren denkt en handelt, illustreerde hij met een voorbeeld van een zogenaamde unconference. Dit is een bijeenkomst zonder agenda en zonder dat tevoren bekend is wie in het programma is opgenomen. Het geheel werd in 36 uur real time georganiseerd. Spontaniteit speelt een belangrijke rol bij dergelijke bijeenkomsten.

Vervolgens stelde Tjon A Fong het volgende panel aan de zaal voor. Adelheid Roosen gaf samen met twee van de juryleden uit de wijkjury uitleg over de werking van dit initiatief. 11 Vrouwen uit Amsterdamse wijken zagen in een jaar 25 theatervoorstellingen. Deze werden na afloop besproken onder begeleiding van een dramaturg. Deze gaf de vrouwen ook aanwijzingen om tijdens de voorstellingen op bepaalde details, zoals de belichting te letten. Beide juryleden gaven aan over een drempel gehaald te zijn. In hun land van herkomst (Italië en Griekenland) gingen zij wel naar het theater, maar hier was toch vooral de taal die hen daarvan weerhield. Onduidelijk was op welke basis de juryleden gekozen waren. Toen de gespreksleider aan Roosen vroeg wat zij voor een doel met dit initiatief had, gaf deze aan niet in doelen te denken. 'Het kwam in me op en daar zat verder niets iets achter.' Wel zorgde het voor onverwachte confrontaties. Zo zat Roosen eens achter een jurylid die tijdens de voorstelling rustig zat te bellen met het thuisfront. Roosen zag zich vervolgens voor het dilemma geplaatst om daar al dan niet op te reageren. Het maakte haar duidelijk dat de heersende waarden en normen niet altijd de enige en juiste zijn.
Uiteindelijk selecteerde de wijkjury de voorstelling Branden voor het Theater Festival. Ook gaf Roosen aan zich te ergeren aan de constante vragen over dualiteit. 'Er wordt altijd uitgegaan van tegenstellingen, terwijl je het ook als bewegingen kunt zien. Ontmoetingen resulteren altijd in iets nieuws.' Het initiatief van de wijkjury is te zien 'als de stad die haar gezicht naar de wijken toekeert.' Hierop merkte Tjon A Jong terecht op dat hij het toch eerder andersom zag: de wijkjury werd naar de stad gehaald. Wat betreft het thema van het debat werd ook niet duidelijk welke rol het publiek, behalve het opnemen van een voorstelling op voordracht van de wijkjury, in de programmering speelt of zou kunnen spelen.

Na dit gesprek verlieten de twee leden van de wijkjury het podium en maakten plaats voor Joost Heijthuijsen, directielid van het independent culture festival Incubate, en Rabiaâ Banlahbib van Kosmopolis Den Haag. Beiden gaven aan hoe zij het publiek bij de programmering betrekken. Vooral Heijthuijsen gaf aansprekende voorbeelden waarbij intensief gebruik wordt gemaakt van nieuwe netwerken op het internet als Facebook en Hyves. Niet alleen het publiek wordt bij Incubate actief bij het festival betrokken, ook de artiesten. ‘Waarom zou ik zelf alle bio’s bij elkaar gaan zoeken, als die artiesten het kant en klaar op hun MySpace of Facebook pagina hebben staan’, zo redeneerde hij. Het programmaboek op internet wordt dan ook de artiesten zelf samengesteld en aangevuld. Banlahbib werd ingeleid door een filmpje van een project in Den Haag waarbij acteur bij de mensen thuis een voorstelling gaven, Theater aan huis. In mijn ogen eerder een voorbeeld van Community Art dan van het betrekken van publiek bij de programmering. Wel gaf zij aan dat Kosmopolis allerlei initiatieven ontwikkelt om bevolkingsgroepen die normaal niet naar voorstellingen gaan daarin te interesseren. Nadat Israel bij het panel aanschoof ontstond er een levendige discussie met de zaal. Hierbij kwamen vooral de marketing en het gebruik van het gebouw aan de orde. Veelvuldig was de wens te horen om meer gebruik van het gebouw te maken. De gebouwen moeten op een andere manier worden benut, ze zijn tenslotte van iedereen, dus moet iedereen er ook gebruik van kunnen maken. Heijthuijsen en Israel gaven diverse voorbeelden van hoe er out of the box gedacht kan worden in deze context. Op de vraag of het betrekken van het publiek bij de programmering nu nut of noodzaak is, kregen de bezoekers van het debat uiteindelijk geen antwoord, wel werden er inspirerende voorbeelden gegeven van hoe een nieuw en jong publiek bij het theater betrokken kan worden. Jongere programmeurs doen dit al als vanzelfsprekend en zijn ook meer in moderne netwerken ingevoerd. Dit doet vermoeden dat het slechts een kwestie van tijd is. Maar staan de culturele vestingen voor het zover is, al open voor de geopperde initiatieven om een breder en jonger publiek bij het theater te betrekken?

André Nuchelmans

UvA Boekensalon. Drie 'boekenvaksters' debat

Het driedaagse boekenevenement Manuscripta in Amsterdam bood maandag 6 september in de namiddag plaats aan de UvA Boekensalon, het ‘Drie “boekenvaksters” debat’. De salon wordt maandelijks georganiseerd door Bijzondere Collecties van de UvA. Normaal gesproken vindt het plaats in het Museumcafé van het Allard Pierson Museum en Bijzondere Collecties aan het Turfdraagsterpad in de hoofdstad. Ter gelegenheid van de opening van het boekenseizoen was uitgeweken naar het Transformatorhuis op het Westergasfabriekterrein. In tegenstelling tot de aankondiging in het programmaboekje van Manuscripta, ‘Komen vrouwelijke uitgevers voldoende aan bod?’, was het onderwerp van de boekensalon niet de rol van vrouwen in het boekenvak. Waarom het plan was gewijzigd bleef vreemd genoeg buiten beschouwing. Bovendien ontbrak Lisa Kuitert, zij stond aangekondigd als panellid. Aanwezig waren: uitgever en literair journaliste Lidewijde Paris, uitgever Eva Cossee, Aartje Koster (directeur Selexyz Scheltema Almere) en Garrelt Verhoeven (hoofdconservator van Bijzondere Collecties van de UvA). Gespreksleider was Lennart Booij.
Als het niet over de rol van vrouwen ging, waar ging het dan wel over? Digitalisering en archivering bleken de sleutelwoorden. Aandacht was er voor de gevolgen van digitalisering voor het boekenvak en voor archiefbeheer, in het bijzonder met het oog op de Bibliotheek van het Boekenvak. Deze collectie is gewijd aan de productie, verspreiding en handel van het boek en is ondergebracht bij Bijzondere Collecties (BC). Verhoeven deed een oproep aan uitgevers om hun archief, auteurscorrespondentie, fondscatalogi, maar ook promotiemateriaal af te staan aan BC. Maar wie schrijft er nu nog een brief? En wat te doen met digitale bronnen, e-mails, bestanden? Wie archiveert ze, hoe doe je dat, hoe moet je ze ontsluiten? Daar wordt bij BC druk over nagedacht. De huidige archieven worden de komende vijf jaar alvast gedigitaliseerd. Ook geven ze bewaaradviezen aan uitgevers en schrijvers. Maar uitgevers hebben er helaas amper tijd voor, aldus Cossee en Lidewij. Ze vinden het wel enorm belangrijk en ondersteunen BC. De collectie geeft immers een rijk en inspirerend beeld van ontwikkelingen in het boekenvak sinds de 17e eeuw. Paris vertelde enthousiast over haar betrokkenheid bij de ‘redding’ van het archief van Querido. Cossee vroeg zich af wat te doen met de oude, in het verleden bekroonde, website van de uitgeverij, zodra de nieuwe website in gebruik wordt genomen. Het is toch jammer wanneer dit zomaar verdwijnt? Wat de opkomst van het e-book betreft werden positieve mogelijkheden belicht. Aartje Koster van Selexyz Almere is niet bang voor het e-book. Zij voorziet dat de boekhandel in de nabije toekomst naast boeken, ‘want die zullen nooit verdwijnen’, en e-books, ook nevenproducten gaat aanbieden, zoals ipads. En hopelijk komt er eindelijk weer meer aandacht voor het mooi verzorgde, gedrukte boek. Daar sloot iedereen zich bij aan. Cossee legde nog uit dat niet alleen bij het gedrukte boek maar ook (of juist) bij het gedigitaliseerde boek de opmaak en typografie belangrijk zijn. Kort werd gepraat over ingewikkelde aspecten als auteursrecht en beveiliging. Mensen bieden zelfs eigenhandig gescande boeken aan op marktplaats.nl, verzuchtte Cossee. Beveiligen is gewoonweg niet mogelijk.

Jack van der Leden