woensdag 15 december 2010

Hoe verkopen we cultuur? (in tijden van besparingen)

De Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen – Nederland (CVN) organiseerde op dinsdag 14 december in de Bosche Verkadefabriek een expertmeeting over mogelijkheden voor de culturele sector om meer inkomsten uit de bezoekers te halen. Het zwaartepunt lag daarbij op de podiumkunsten.

Na een korte inleiding van dagvoorzitter Annick Schramme, hoofd van de masteropleiding Cultuurmanagement en de opleiding Creatieve Industrieën van de Antwerp Management School aan de Universiteit Antwerpen, schetste de Nederlandse voorzitter van CVN, Wim van Gelder, het kader van de bijeenkomst. Hij sprak zijn onbegrip uit over de buitenproportionele bezuinigingen op cultuur die de Nederlandse regering van plan is te verwezenlijken en benadrukte het belang van een goede culturele infrastructuur en het participeren in cultuur.
Vervolgens waren er vier korte presentaties van keynotesprekers die eerlijk over Vlaanderen en Nederland verdeeld waren. Cees Langeveld, bijzonder hoogleraar Economie van de Podiumkunsten aan de Erasmus Universiteit en directeur van het Chassé Theater Breda, schetste aan de hand van een theoretisch kader de mogelijkheden om meer inkomsten uit de bezoekers te genereren. Hij benadrukte dat er teveel van het aanbod gedacht wordt en niet vanuit de klant. Langeveld zag wel degelijk mogelijkheden om meer inkomsten uit de bezoekers te halen. Zo constateerde hij dat er relatief weinig rangen in de theaters zijn, terwijl mensen best bereid zijn meer te betalen voor een betere plek. Opvallend is hierbij ook het verschil in de prijzen voor een kaartje voor de Rolling Stones tijdens hun Amerikaanse en Europese tournee in 2006. Waar de prijzen in Amerika schommelden tussen 50 en 381 Euro, was het in Europa tussen 79 en 129 Euro. Zijn conclusie was dan ook dat culturele organisaties veel meer vanuit de klant moeten gaan denken. Hij voegde de daad bij het woord en vertrok direct na zijn lezing naar een volgende klant.
Dirk De Corte, professor Financieel Management aan de Universiteit Antwerpen, betrad daarop het spreekgestoelte. In een bijzonder onderhoudende lezing, kondigde hij aan dat ook in Vlaanderen stevige bezuinigingen te verwachten zijn. Ze zouden dan te maken krijgen met een nieuw fenomeen: de Hollandse kaasschaaf. Hoe kunnen de podiumkunsteninstellingen hun inkomsten verhogen? Uit onderzoek blijkt dat er steeds meer producties worden aangeboden, dat er minder voorstellingen per productie zijn en dat het aantal toeschouwers stabiel is. Belangrijkste advies was dan ook om de creatieve kant kritischer te bekijken. Moet wel elk idee uitgevoerd worden? Aan de hand van vijf bedenkingen bood hij mogelijke uitwegen. Allereerst is daar het economie van het teveel, zoals al aangehaald. Ook moeten instellingen zich afvragen of zij zich wel goed verkopen. En wat zijn de mogelijkheden van geven om te krijgen? Hij haalde daarbij de voetbalclub Barcelona aan die tot voor kort de enige club was zonder commerciële shirtsponsoring. In plaats daarvan gaf de club jaarlijks een donatie aan Unicef en vermeldde deze organisatie op de shirts. Tegenover het verlies aan inkomsten uit shirtsponsoring staan echter veelvoudige inkomsten uit andere bronnen juist dankzij de relatie met Unicef. Wat zijn de mogelijkheden hiervan voor de culturele sector? Zoek dat eens uit? Zijn vierde bedenking was, investeer in cultuur. Als voorbeeld noemde hij een popmuzikant die zijn fans aandelen liet kopen om een productie mogelijk te maken. Hij sloot af met Matteüs, 25 v. 14-30, de parabel van de talenten.
Vervolgens was het woord aan Marjolein Fischer, verbonden aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en assistent zakelijk leider van Magogo Kamerorkest. Fischer heeft onderzoek gedaan naar de bereidheid onder opera- en poppubliek om meer te betalen voor hun kaartje en hoe beide publieken er over dachten als er meer geld naar de andere sector zou gaan. Opvallend was dat het poppubliek grotendeels geen mening had over een verhoging van de bijdrage aan opera, omdat zij hier totaal onbekend mee is. (Ik was nog wel benieuwd naar de bereidheid onder het operapubliek om meer geld aan de popsector beschikbaar te stellen, maar dat hoorde schijnbaar niet bij het onderzoek). Fischer concludeerde hieruit dat er vooral een taak ligt bij de operagezelschappen om meer bekendheid onder bredere lagen van de bevolking te krijgen. Ze illustreerde dit aan de hand van haar werk bij het Magogo Kamerorkest, die vooralsnog zonder subsidie volle zalen trekt. De problemen doen zich echter voor op het moment dat het orkest haar voorstelling aan andere zalen wil verkopen en gewoonweg te duur is in vergelijking met gesubsidieerde orkesten.
De laatste keynotespeech was van Leen Laconte, directeur en artistiek leider van het Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond. Laconte hield een verhaal over het wederzijdse belang van Nederland en Vlaanderen voor elkaars producties en werkte dit brede verhaal toe naar de specifieke omstandigheden van de Brakke Grond. Wat bied je aan en hoe doe je dat? Kunst wordt in haar optiek te veel gecommuniceerd als iets exclusiefs. Daardoor voelen veel mensen zich al niet aangesproken. Door meer aandacht voor de inhoud van de voorstelling in plaats van voor de vorm betrek je mensen al meer bij de voorstelling.

Na een korte pauze volgde een discussie tussen de keynotesprekers en vier panelleden. Aan tafel namen ook Joop de Jong, hoofddocent Arts & Heritage van de Universiteit Maastricht, Bart Temmerman, directeur Cultuurnet Vlaanderen, An Moons, adviseur cultuur van gedeputeerde Gilbert Van Baelen, provincie Limburg, en Letty Ranshuysen, onderzoekster in de kunst- en cultuursector, plaats. De discussie ging aanvankelijk vooral over het door Dirk De Corte aangehaalde overaanbod en de manier waarop selectie plaats moest vinden. Ranshuysen voegde daar aan toe dat er volgens haar teveel aanbod in het ‘lage’ en ‘hoge’ segment is en dat het vooral ontbreekt aan voldoende middensegment. Zo kunnen mensen zonder ervaring met het ‘hogere’ segment gemakkelijker doorstromen. Temmerman wees op een computerprogramma dat beschrijvingen in folders kan beoordelen. De meeste blijken onbegrijpelijk en daarnaast ook nog slecht geschreven te zijn. Gaandeweg verschoof de discussie naar het huidige kunstklimaat in Nederland, dat door voorstanders van de bezuinigingen als elitair wordt afgeschilderd. De panelleden en sprekers waren het er over eens dat dat vooral een gevolg was van de manier waarop de kunstsector zich van het publiek heeft vervreemd, wat weer aansloot bij de eerdere opmerking van Letty Ranshuysen. Dirk De Corte vergeleek de culturele sector met andere sectoren. Overal, met name in het bedrijfsleven, worden creatieve ideeën eerst beoordeeld voor ze uitgevoerd worden. Er wordt gekeken of er een markt voor is of er wordt een markt voor gecreëerd. Joop de Jong vulde aan dat alleen in de culturele sector het markmechanisme is weggehaald. Moderator Guy Janssens, algemeen secretaris CVN, leidde het gesprek naar een einde en gaf de zaal de mogelijkheid te reageren. Het slotwoord was van de Vlaamse voorzitter van CVN, Herman Balthazar. Daarna konden de deelnemers aanschuiven voor een uitgebreide lunch om het gesprek informeel voort te zetten.

CVN probeert zich met deze bijeenkomst weer meer te positioneren, na een jarenlang bestaan aan de zijlijn. Een geslaagd initiatief. Nederland en Vlaanderen blijken veel gemeen, maar ook veel ongemeen te hebben, maar kunnen zeker veel van elkaar leren, zoals deze dag duidelijk bleek.

André Nuchelmans

dinsdag 14 december 2010

Bezuinigingen, de katalysator voor een nieuwe economische dynamiek in de kunstsector?

Galeries lijden onder de economische crisis. Dat blijkt uit recent marktonderzoek van EMI en Motivaction. De brancheomzet daalde met circa 15% en een derde van de kunstkopers verwacht in de toekomst minder kunst te kopen. De aangekondigde BTW-verhoging op kunstvoorwerpen zal rampzalig zijn. Of de bezuinigingen aanleiding zullen zijn tot een nieuwe economische dynamiek in de branche was onderwerp van gesprek tijdens een symposium van de Nederlandse Galerie Associatie (NGA), georganiseerd met steun van de Boekmanstichting en de Mondriaan Stichting, op 13 december in het ABN AMRO hoofdkantoor in Amsterdam. Circa 150 belangstellenden waren aanwezig. Joop Wijn, lid van de Raad van Bestuur Zakelijke Relaties van de ABN AMRO, heette de gasten welkom. ‘De bank ziet u als een gewone ondernemer’, stelde hij de galeriehouders gerust, ‘die te maken heeft met omzet, winst en verlies, maar dan wel in een bijzonder mooie sector.’ Wijn benadrukte het belang van marketing en flexibel ondernemerschap, zeker in een tijd dat omzetten teruglopen. Dagvoorzitter Hadassah de Boer gaf vervolgens NGA-voorzitter Guus Broos het woord. Hij poneerde een aantal stellingen. Galeries moeten zich vaker aansluiten bij handelsmissies naar het buitenland, meer gebruik maken van het Europese speelveld, zich intensiever professionaliseren en de relatie met kunstenaars verbeteren. Socioloog en econoom aan de UvA, Olav Velthuis, gooide de knuppel in het hoenderdok door het galeriemodel, dat eigenlijk al circa 150 jaar in gebruik is en amper aangepast, te heroverwegen. Uit onderzoek van Motivaction blijkt dat de gemiddelde omzet van de galeriehouder in Nederland slechts 200 duizend euro bedraagt. De helft daarvan gaat naar de kunstenaars en van de andere helft moet de galeriehouder zijn vaste kosten betalen, maar ook zijn inkomen. Het galeriewezen moet zich op haar toekomst gaan bezinnen! Velthuis legde uit dat drie ontwikkelingen (informalisering van de maatschappij, festivalisering van de kunstwereld en economisering van tijd) daarbij een rol spelen. Hij gaf handreikingen. Misschien moeten galeries net als antiquariaten ambulant optreden in plaats van vanuit één vaste plek en op die manier hun vaste kosten verlagen? Waarom fuseren galeries niet met elkaar? Waarom wordt er door galeriehouders niet veel meer gebruik gemaakt van internet als verkoopkanaal? Zou het taboe op doorverkoop, dus het opnieuw op de markt brengen van kunstwerken, niet beter doorbroken kunnen worden (Ebay-ificatie)? Zo ook het taboe op flexibele verkoopprijzen! Zijn stelling was dat het galeriemodel niet uitsluitend mag drijven op de primaire markt. Na een korte koffiepauze vond er een paneldiscussie plaats over de vraag of bezuinigingen de katalysator zijn voor een nieuwe economische dynamiek in de branche. Egbert Dommering (verzamelaar), Erik Bos (Nouvelles Images), Kim Rikken (beeldend kunstenaar en bedrijfskundige), Edo Dijksterhuis (Art Amsterdam) en Gitta Luiten (Mondriaan Stichting) benaderden de vraag vanuit zeer diverse invalshoeken. De gedachtewisseling die volgde, was onderhoudend, maar weinig verrassend. Luiten raadde galeriehouders aan om meer gebruik te maken van stimuleringsmaatregelen van het ministerie van Economische Zaken. Dommering benadrukte de rol van een sterke culturele infrastructuur, museumeducatie en kunstonderwijs bij het vergaren en verspreiden van kunstinhoudelijke kennis. En de verzamelaar hield uiteraard een warm pleidooi voor flexibel prijsbeleid door galeriehouders. Daar moest het publiek hartelijk om lachen.… De afschaffing van de Cultuurkaart is een ramp, viel Bos hem bij. Over de mogelijkheden van het internet als verkoopkanaal van kunstwerken was Bos luid en duidelijk: op het net staan slechts plaatjes die het origineel geen recht doen, terwijl het bij kunst toch gaat om de beleving van het aanschouwen. Voor de handel in foto’s voldoet het net daarentegen wel. Hadassah noemde nog een ander voordeel van internethandel: Niet goed, terugsturen en geld terug! De meerwaarde van de galerie is ook voor kunstenaars niet altijd helder, waarschuwde Rikken. Kortom, tijd voor geprofessionaliseerd ondernemerschap!
Gelegenheid tot het stellen van vragen door het publiek stond wel op de agenda, maar vond wegens tijdgebrek geen doorgang, Dat was jammer, want er werd in de zaal veelvuldig gefluisterd en ook gegniffeld, wat nieuwsgierig maakte. Na afloop was er gelukkig ruimschoots gelegenheid tot napraten, onder het genot van een drankje en een lopend buffet.
De genoemde onderzoeken (en nog veel meer informatie over kunsthandel en galeriewezen) zijn beschikbaar in de bibliotheek van de Boekmanstichting. Ook via de website van de NGA, www.nga.nu.

Jack van der Leden

vrijdag 3 december 2010

Noise that matters? Muziek, lawaai en politiek

De Beneluxafdeling van de International Association for the Study of Popular Music (IASPM) organiseert twee keer per jaar een seminar waarop recent onderzoek op het gebied van popmuziek onder de aandacht wordt gebracht. Op 2 december gingen 3 wetenschappers bij gastheer Muziek Centrum Nederland in op hun onderzoek over de sociale en politieke betekenis van noise, gothic en andere vormen van luidruchtige muziek.
Jeroen de Kloet, bestuurslid IASPM Benelux en universitair docent media studies, leidde de lezingen in met een persoonlijk relaas over Einstürzende Neubauten. Deze band was onderdeel van een stroming binnen de popmuziek in het begin van de jaren tachtig die zogenaamde noiserock speelde. Als liefhebber van deze muziek, bekroop hem later een ongemakkelijk gevoel. Veel van de bands uit die periode bestonden uit blanke middenklassers die hun onbehagen met de maatschappij uitten en zongen over de uitzichtloosheid van het bestaan. Hoe deze gespeelde woede te plaatsen? Zijn liefde voor de muziek bleef echter ondanks deze twijfels aan de integriteit van de musici bestaan. Een artikel in Vrij Nederland wees hem op een breeder verband. Daarin werd Einstürzende Neubauten op een lijn geplaatst met Samuel Beckett en Michel Foucault, wat hij illustreerde met drie citaten, van elk een.

Isabella van Elferen, universitair docent Muziek en Nieuwe Media aan de Universiteit Utrecht, gaf vervolgens een impressie van de inhoud van haar binnenkort te verschijnen boek Gothic Music: The Sound of the Uncanny. Ze plaatste de term gothic in een bredere historische context. Zo voldeden de romans van de Brönte sisters al aan gothic kenmerken. Als diehard gothic dien je je klassiekers te kennen, nooit gedacht dat het lezen van Wuthering Heights daarbij verplichte kost was, bij Bram Stroker’s Dracula kun je je dat beter voorstellen. Gothic wordt vooral gekenmerkt door het grensoverschrijdende, het speelt zich af in grensgebieden, is unheimlich en de wereld wordt bevolkt door antropomorfe gestaltes, geesten in een menselijke gedaante. Het is een vorm van culturele kritiek en niet-politiek. Terecht werd er uit het publiek opgemerkt, dat het daardoor juist wel politiek is. Volgens Van Elferen heeft gothic een signaalfunctie, het laat zien welke onderdrukte verlangens er in een samenleving spelen.

Tussen de inleiding en de eerste lezing was nog een zeker verband, doordat het muziek uit dezelfde periode betrof. Jeroen Groenewegen verliet het westen en ging op zoek naar de identiteit van hedendaagse Chineestalige popmuziek. Hij is momenteel bezig aan de Universiteit Leiden zijn proefschrift te schrijven, getiteld The Performance of Identity in Chinese Popular Music. Wat hem daarbij fascineert is de tegenstelling tussen reality tv en popmuziek in China wat betreft het uiten van emoties. Waar het in reality tv juist wenselijk is om je emoties de vrije loop te laten, komt dat in Chinese popmuziek en de bijbehorende clips zelden voor. Groenewegen zit nog midden in zijn onderzoek en gebruikte de lezing om een aantal denkwijzen over deze materie op het publiek los te laten. Vanuit de zaal kreeg hij in ieder geval voldoende respons om de associaties aan te scherpen.

Het laatste onderzoek dat aan de orde kwam was de afstudeerscriptie van Melvin Wevers, Hypnagogic Pop as a Counter-Future. In zijn lezing Blogosphere of connoisseurs: The shifting logic of authentication gaf hij een impressie van zijn onderzoek. Centraal daarin stond het toekennen van authenticiteit door verschillende groepen aan muziek. Met de komst van internet zijn niche-culturen steeds beter zichtbaar, vindbaar en georganiseerd. Connoisseurs gaan zich deze niche-muziekculturen toeëigenen door er een naam aan te geven en het weer in subgenres onder te verdelen. Zo ook met de zogenaamde Hypnagogic pop. Tegenover de connoisseur staat de hipster, ook hij kent authenticiteit toe, maar zal zich nooit herkennen of kunnen vinden in het oordeel van de connoisseur. Waar het toekennen van authenticiteit door connoisseurs er toe kan leiden dat de muziekstroming van een niche naar de mainstream toe gaat, beweegt de hipster zich juist in tegenovergestelde richting. Toch kan het feit alleen al dat er een blogosphere over dergelijke nicheculturen op internet is, er al toe leiden dat het zich langzaam richting mainstream gaat bewegen, wat er vervolgens weer toe kan leiden dat het binnen de oorspronkelijke aanhang als niet meer authentiek wordt ervaren. Zoals aanvankelijk alle muziek uit Seattle als goed werd bevonden omdat Nirvana daar vandaan kwam, keerde het zich op een gegeven moment juist tegen de plaats als keurmerk van goede muziek.

Het leuke van de IASPM bijeenkomsten is dat het publiek een zeer gemêleerd gezelschap is van mensen die zich beroepsmatig met popmuziek bezighouden, van wetenschappers tot journalisten. Dat maakt de discussie ook altijd erg levendig omdat iedereen het vanuit een ander standpunt bekijkt. Begin volgend jaar is er weer een volgende bijeenkomst gepland. Op de website van IASPM Benelux wordt deze aangekondigd en is ook andere actuele informatie, zoals recent verschenen publicaties, te vinden.

André Nuchelmans