maandag 16 mei 2011

Plaatsen van verbeelding


Jaarlijks bezoeken duizenden mensen Nieuw-Zeeland om te zien waar The Lord of the Rings is opgenomen; in New York staan vrouwen in de rij om een cocktail te drinken in de favoriete bars van hun heldinnen uit Sex and the City en in Oxford is het aantal Inspector Morse-tours niet meer te tellen. Geen nieuw fenomeen, stelt Stijn Reijnders in zijn recente publicatie Plaatsen van verbeelding, al in de negentiende eeuw waren populaire romans van de gezusters Brönte aanleiding voor zogenaamd ‘literair toerisme’. Over die vorm van toerisme is, zo blijkt uit de bronnen die Reijnders in de introductie aanhaalt, relatief veel onderzoek gedaan. Het is de nadruk op de snelle schaalvergroting en popularisering van dit fenomeen, een ontwikkeling van de laatste twee decennia, die Plaatsen van verbeelding vernieuwend maakt – en herkenbaar.

Reijnders, universitair hoofddocent Cultureel Erfgoed aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, deed drie jaar onderzoek naar het fenomeen dat hij ‘mediatoerisme’ noemt. Een term waarmee hij de veelomvattendheid van het sociologische verschijnsel hoopt te dekken. Met succes, want de auteur maakt in zijn boek duidelijk dat het bezoeken van locaties uit tv-series en films een volwaardig onderdeel is van de huidige mediacultuur. Een stevige basis voor deze veronderstelling legt hij in het eerste hoofdstuk, bestaande uit een uitgebreid theoretisch kader. Hierin bouwt hij voort op theorieën uit de mediawetenschap, communicatiewetenschap en filosofie. Een van de belangrijkste is die van Pierre Nora, die in de jaren tachtig lieux de mémoire introduceerde. Deze Franse historicus en deconstructivist stelt dat mensen fysieke plaatsen en objecten nodig hebben om herinneringen vorm te geven. Reijnders concretiseert deze benadering door er lieux d’imagination van te maken, waarbij verbeelding niet per se hoeft terug te slaan op een herinnering – ook voor het vormgeven van fictieve objecten, gebeurtenissen en plaatsen hebben we fysieke plaatsen nodig. Een interessant uitgangspunt, dat wordt afgezet tegen de veelgehoorde veronderstelling dat mensen steeds minder behoefte zouden hebben aan fysieke verbeelding vanwege het enorme aanbod aan digitale cultuur. Reijnders stelt dat het tegenovergestelde waar is: juist doordat we ons fictieve werelden toe-eigenen en we ons identificeren met plaatsen en personages, ontstaat er behoefte aan een werkelijke ervaring hiervan.

Reijnders deed empirisch onderzoek, met financiële steun van de NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Hij bezocht diverse ‘mediatoeristische’ locaties in Europa, die als case studies in zijn boek dienen. Ter plaatse sprak hij met onder meer toeristen, toerismeprofessionals en omwonenden. De resultaten verweeft hij met een verdere toepassing van zijn theoretisch kader in drie prettig leesbare, rijk geïllustreerde hoofdstukken. Deze zijn thematisch geordend (eerst tv-detectives als Baantjer en Inspector Morse, vervolgens James Bond en tot slot Dracula) en benadrukken de uiteenlopende redenen van toeristen om de bekende locaties te bezoeken. Reijnders doet afstand van een vergelijking met religieuze pelgrimages, die in eerdere studies werd gemaakt. In plaats daarvan onderscheidt hij twee basisredenen (die hij ‘modi’ noemt). Allereerst is er een rationele zoektocht naar ‘de waarheid’, waarbij toeristen uitzoeken of de grootte van gebouwen, afstanden en aantallen traptreden overeenkomen met die in de film of serie. De tweede reden is een meer emotionele, intuïtieve zoektocht naar lichamelijke nabijheid: fans willen in de wereld van hun favoriete personage opgaan door reenactment: een biertje bestellen in het café van Morse of langsgaan op crime scenes uit Baantjer. De vele voorbeelden en citaten van geïnterviewden maken het boek levendig en aansprekend. Waar de grens tussen verbeelding, herinnering en werkelijkheid ligt is niet altijd duidelijk, zo weet de auteur helder te onderbouwen. Met die conclusie pleit Reijnders voor een grotere waardering voor verbeelding als volwaardig onderzoeksobject binnen de (media)wetenschap. Hij geeft hoe dan ook aanleiding genoeg tot vervolgonderzoek naar een interessant fenomeen binnen onze huidige mediacultuur.

Stijn Reijnders – Plaatsen van verbeelding. Media, toerisme & fancultuur – Alphen aan de Maas: Veerhuis, 2011 – ISBN 9789087300357 – Prijs: € 19,95

Kim van der Meulen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten