Oude muziek in nieuwe jassen?
Tien jaar geleden was er een concertserie in Groningen waar de formule van klassieke muziek in een relaxte omgeving werd uitgeprobeerd. De deuren bleven open, je mocht in en uit lopen, drankjes waren toegestaan. De aanleiding vormde mijn boek over de concertetiquette. Onderzoek naar dat verschijnsel bracht het inzicht dat in de loop van een paar eeuwen mensen elkaar voor de lengte van een concert het zwijgen hadden opgelegd. Ik werd vaak gevraagd wat ik daar eigenlijk zèlf van vond. Ik ontweek die vragen omdat ik er eigenlijk geen antwoord op had. Nog steeds vind ik het ellendig als iemand de pianistieke hoogstandjes van een Meesterpianist stukhoest. Aan de andere kant begrijp ik dat de stiltedwang potentiële concertbezoekers afschrikt.
In een recent verschenen vrolijk boekje geeft Johan Idema meer dan 40 voorbeelden van muzikale ontmoetingen tussen musici en repertoire. Verrassend en inspirerend om te lezen en ook bemoedigend voor al diegenen die geloven in de vitaliteit van klassieke muziek. Het interessante van Idema’s inventarisatie is dat alle voorbeelden afkomstig zijn van buíten de concertzaal: van parken en zwembaden tot musea en theatrale kerkgebouwen. Het merendeel van de gevallen betreft kleine ensembles of solisten. Die zijn van nature flexibeler dan grote orkesten, en daarmee sterker ingetuned op kansen die innovatie aanreiken. Op basis van de gevalsbeschrijvingen ontvouwt Idema twee strategieën over hoe het verder zou moeten: voeg een beeldverhaal of andere zintuiglijke prikkelingen toe aan de muziek om er zo een performance van te maken die je totaal in beslag neemt. En daarnaast: maak het klassieke repertoire urgenter door het te verbinden met actuele voorvallen. Dat gaat behoorlijk boven Groningen uit en daarmee lijkt buiten de concertzaal toch wel degelijk een nieuwe context voor ons kostbare muzikale erfgoed te zijn gevonden.
Regio - Randstad
Hoe het verder binnen die zalen moet, daarover breekt Miranda van Drie zich het hoofd. Zij publiceerde een scenariostudie met betrekking tot het Nederlandse orkestenbestel, op basis van een serie interviews en aanvullend bronnenonderzoek. Orkesten zijn – in tegenstelling tot de ensembles van Idema – vrijwel altijd veroordeeld tot intramurale bedrijvigheid. De zaaldiscipline geeft ze de mogelijkheid op te stijgen naar het hoogste niveau van muzikale excellentie, maar daarmee komt de concertetiquette weer om de hoek kijken. In de kosmopolitisch wereld van de Randstad lijkt dat minder problematisch. Daar is het type van de culturele omnivoor dik gezaaid. En die is gewend plezier af te wisselen met inspanning, ook in de cultuur. Dit type bezoeker wordt ook niet meteen afgeschrikt door een stevig bedrag dat voor een concertkaartje moet worden betaald. Dat zit ingebakken in zijn leefstijl.
Buiten de Randstad wordt ook wel grif betaald, maar dan wel voor een muzikale amuse. Het is het domein van André Rieu. Een musicus die furore maakt op het Vrijthof, maar met zijn klassieke repertoire nooit is te vinden in het Concertgebouw. Die sociaalgeografische tweedeling bemoeilijkt de positie van het regionale orkest in het bestel. Het wordt door de subsidies gedwongen afstand te houden van André Rieu, maar een vergelijking met het Koninklijk Concertgebouworkest pakt vrijwel altijd ongunstig uit. Miranda van Drie probeert deze spagaat te neutraliseren door er een kwadrant van te maken. De linkerhelft van dat kwadrant krijgt veel subsidie, de rechterhelft weinig of geen. Linksboven heeft het genoemde Concertgebouworkest zich geposteerd. Het heeft in Nederland als enig symfonieorkest een top bereikt die is te vergelijken met het Rijksmuseum. Linksonder plaatst Van Drie (blazers) ensembles, die nieuwe routes vinden waarlangs ze nieuw klassiek repertoire aan de man brengen. Rechtsboven profiteert de klassieke muziek van events als de EK, van het publiek dat kaartjes koopt voor concerten met Music for the Millions. En rechtsonder zijn muziekorganisatoren bezig langlopende verkoopformats te vinden waardoor zij met één of een paar producties jaren achtereen in hun inkomsten kunnen voorzien. Van Drie voorziet nogal wat migratie van de regionale orkesten, waarbij de overheden de richting aangeven. Het beste zou toch zijn als ze door de regio worden omarmd. Maar de regio hoopt natuurlijk dat het rijk blijft betalen...
De twee boeken geven stof tot denken, debat en dialoog. Ze verschijnen op een moment dat de rijksoverheid zelf met haar eigen scenario komt: fuseren. Dat scenario zien we al vanaf de jaren 1970 periodiek de kop opsteken. Het is het scenario van het chronisch vooruitgeschoven keuzemoment. Aan de onderzoekers zal het niet liggen, die komen met voldoende stof tot nadenken, tot het legitimeren van keuzen. Nu maar blijven hopen dat het kwartje een keer valt bij de verzamelde bestuurders.
Cas Smithuijsen
Miranda van Drie, Erfgoed of innovatie. De toekomst van het orkestbedrijf. Forque Press, 2012. Prijs: 24,50 euro
Johan Idema, Present! Rethinking Live Classical Music. Muziek Centrum Nederland, 2012. Prijs: 23,95 euro
Cas Smithuijsen, Stilte! Over het ontstaan van concertetiquette. Podium, 2001. Uitverkocht, beschikbaar in bibliotheek Boekmanstichting
Geen opmerkingen:
Een reactie posten